Edelstenen trillen in harmonie met de kosmische Intelligentie; zij zijn volgzaam en gehoorzaam, en daarom zijn zij doorschijnend, laten zij het licht door. Andere stenen, die ondoorschijnend zijn, verzetten zich tegen het licht en omdat het licht er niet door kan, verlaat het deze stenen, die enkel aan de oppervlakte verlicht worden. Maar de edelsteen heeft het begrepen en zegt: ‘Ik moet het licht doorlaten, zodat het heel die rijkdom van kleurschakeringen kan tentoonspreiden. Dan zal ik bemind en gewaardeerd worden, men zal zich met mij bezighouden en niet toelaten dat ik bevuild of verbrijzeld wordt door om het even wie. Ik zal op een halssnoer, in een kroon prijken, altijd in het zicht, altijd in de schittering.’ Zo redeneert een edelsteen. De interpretatie laat ik aan jullie over.