Veronderstel dat een discipel enkele overwinningen heeft behaald op zijn luiheid, opvliegendheid, jaloersheid, sensualiteit, enzovoort. Als hij zegt: ‘Wat ben ik sterk! Ik heb de verleidingen overwonnen’, verkeert hij reeds in gevaar, want juist dan worden voor hem enkele valstrikken gespannen die zo subtiel zijn dat hij erin zal lopen; daarover bestaat geen twijfel. Want hij is niet nederig, en omdat hij zich vleit met enkele kleine resultaten, kent hij blijkbaar nog niet alle listen van zijn lagere natuur. Wanneer hij het meest zeker is van zichzelf, gaat zijn lagere natuur in de aanval en zorgt voor enkele verrassingen.
Een waarachtig discipel is zich bewust van het gevaar, en wanneer hij enkele overwinningen heeft behaald, begint hij een beetje ongerust te worden. Hij zegt: ‘Wat staat me nu te wachten? Ik hoef nog niet victorie te kraaien, het is nog te vroeg!’ En hij blijft niet alleen waakzaam, maar hij beseft bovendien dat hij niet alleen kan vechten, dat hij niet uitsluitend op zichzelf kan rekenen. Hij smeekt de Heer in hem te komen, om hem de middelen te geven te overwinnen.