Ieder menselijk wezen kan vergeleken worden met een waterdruppel en deze druppel zal precies op de plek vallen die volgens de decreten van de kosmische Intelligentie voorzien werd om daar z’n taak te vervullen.

Op de een of andere wijze moet iedere druppel zich opofferen om te laven wie dorst heeft, te verfrissen wie het te warm heeft, te wassen wie onder het stof zit door het werk van de dag, om het veld te begieten dat ingezaaid werd... Ja, talrijke offers kunnen aan het water gevraagd worden: deel uitmaken van het deeg waaruit brood gebakken wordt, dienen om voedsel gaar te koken of zelfs ervoor te zorgen dat vergif wordt opgelost. In ieder geval hoeft het niet in opstand te komen, maar dient het alles te aanvaarden. Wanneer het water zijn taak heeft volbracht, kan het terugkeren naar de hemel om zijn oorspronkelijke transparantie te hervinden. En hetzelfde is waar voor de mens.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst.9 en ‘De lach van de wijze’, Izvor 243, hst.10