In de Inwijdingswetenschap wordt gezegd dat degenen die nog niet tot het uiterste werden verafschuwd door het kwaad, de hoogste Inwijding nog niet kunnen ontvangen. Het kwaad moet jullie dus verafschuwen en bestrijden, en als je ondanks de aanvallen ervan toch doorzet in dezelfde goddelijke richting, lever je het bewijs van je grote verhevenheid.               

Als het kwaad jou verfoeit, betekent dit dat je er geen partij voor gekozen hebt, anders beschermt het je, vertroetelt het je, wiegt het je in slaap, opdat je nog langer met het kwaad zou optrekken. Maar als je tot zijn ergernis aan het kwaad ontsnapt en het niet wilt dienen, ontketen je op hetzelfde ogenblik zijn haat. Welnu, dankzij deze haat zul je zeer ver komen: voor alle grote Ingewijden was het kwaad onverbiddelijk en verbeten. Maar het was het enige onmiskenbare teken voor degenen die het konden interpreteren. De onwetenden zeiden natuurlijk: ‘Oh! De arme stakker! Wat een lot!’ Maar zij die het begrepen, verheugden zich en zeiden: ‘Hij is voorbestemd om de top te bereiken.’

Zie ook ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 5.