Om de heilzame invloeden die je omringen te ontvangen, is het nodig dat jij je ervoor openstelt. De Hemel heeft al zijn zegeningen in overvloed verspreid en als jij ze niet ontvangt, is het omdat je door een bekrompen opvatting over de dingen jezelf afsnijdt van de goddelijke wereld. Daarna begin je te klagen: ‘Niemand hoort mij, niemand komt mij helpen, de engelen bestaan niet, God bestaat niet.’ Zo zie je maar: mensen brengen zichzelf in een betreurenswaardige toestand en daarna trekken zij conclusies over het bestaan van God!...
Laten zij toch eerst proberen zich te openen voor de Hemel en contact te krijgen met de goddelijke entiteiten... Zo zullen zij ontdekken dat deze wezens altijd klaarstaan, om hen te steunen en te verlichten en dat het enkel van hen afhangt of ze die hulp krijgen. Door zich te beperken, doet de mens zichzelf pijn. Hij moet zich dus openstellen en zijn hart verruimen. Dan zal hij in de wolken zijn en de goddelijke zegen voelen, die altijd boven ons en rondom ons is.
Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 18.