Wat een waarachtig spiritualist kenmerkt en hem onderscheidt van andere mensen, is die buitengewone eenheid die hij in zich gerealiseerd heeft: zijn gedachten, gevoelens en daden zijn op elkaar afgestemd en gericht op een uniek ideaal; niets in hem is tegenstrijdig. Bij een gewoon mens daarentegen bestaat deze eenheid niet; de verlangens gaan een bepaalde richting uit, de gedachten een andere en de handelingen gaan nog een andere kant op.
Men vertelt dat een mol, een arend en een vis bijeenkwamen, om samen een vracht te dragen. Wat gebeurde er? De mol probeerde in de aarde te kruipen, de arend sloeg met zijn vleugels om op te stijgen en de vis wilde in het water springen. Het spreekt vanzelf dat de vracht ter plaatse bleef, omdat zij in tegenovergestelde richtingen werd getrokken! De meeste mensen gaan op dezelfde manier verschillende richtingen uit, terwijl bij een echte spiritualist de activiteit geordend en harmonieus gericht is op een enkel doel: de volmaaktheid, die alleen kan worden bereikt door de liefde, de wijsheid en de waarheid.
Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 5, 7, 8, 10.