De natuur heeft die twee polen – man en vrouw – geschapen, opdat zij vruchtbaar zouden zijn door onderlinge uitwisselingen. Deze uitwisselingen vinden plaats op lichamelijk vlak, maar ook door het woord, de gedachte, de blik, en zij zijn op spiritueel gebied even onmisbaar als voeding of ademhaling. Als de mensen zouden weten hoe ze deze uitwisselingen moeten doen, zouden zij altijd gelukkig en gezond zijn. Maar zoveel mensen, die er geen benul van hebben, vergiftigen zichzelf!... Terwijl de anderen die stoppen met deze uitwisselingen, psychisch en spiritueel sterven.

Je kunt niet zonder uitwisselingen, maar precies zoals je omgaat met de zon. De zon bevindt zich veraf, hoog in de hemel, en de uitwisselingen met de zon vinden plaats op subtiel gebied, met haar warmte en haar licht. Als je de zon zou gaan omhelzen (in de veronderstelling dat dit mogelijk zou zijn!) zou je verbranden; je moet haar dus enkel omhelzen met de blik of in gedachten. Als men zich tevreden kon stellen met het op-afstand-omhelzen van mannen en vrouwen om hen lief te hebben, zou men een ander leven ontdekken: subtiel en poëtisch.

Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor 242, hst. 5 en 10 en ‘Mystiek van man en vrouw – spirituele galvanoplastiek’, Izvor 214, hst. 2, 4, 5, 6.