Stel je voor dat je op reis wilt gaan. Je aarzelt tussen Nice en Moskou en laten we veronderstellen dat je uiteindelijk voor Nice kiest... Vanaf dat ogenblik is de weg die je zult volgen, uitgestippeld: de landschappen, de stations, de ontmoetingen, alles ligt vast. Zodra je in een bepaalde richting vertrekt, moet je een reisweg volgen die op voorhand vastligt. Jij zult niet de wegen aanleggen waarlangs je rijdt, noch de steden en dorpen bouwen waar je doortrekt, hun bestaan hangt niet van jou af.
Het enige dat van jou afhangt is de keuze van de richting. Bijgevolg scheppen wij niet zelf onze goede of slechte lotsbestemming, deze werd reeds geschapen, wij begeven ons alleen op weg: naar drijfzand, moerassen of gevaarlijke wouden... ofwel naar vruchtbare vlakten, parken vol bloemen en vogels... Wij moeten kiezen waar wij heen willen. Alle ongeluk en alle geluk bestaan al, anderen hebben het voor ons gekend, het werd op voorhand geschapen en het hangt uitsluitend van ons af wat wij al dan niet gaan bezoeken.
Zie ook ‘De dierenriem, sleutel tot mens en universum’, Izvor 220, hst. 4.