De geest van de mens is een kind van God, een onsterfelijke vonk, ontsprongen uit Zijn schoot. Alle macht en alle kennis van Hem liggen in de mens besloten. Waarom is de geest dan zo beperkt in zijn uitingen? Omdat het fysieke lichaam nog te grof en te materieel is. Maar dat is geen reden het lichaam te verachten of te martelen, zoals de christenen gedurende eeuwen hebben gedaan. God heeft ons lichaam gemaakt met veel wijsheid en een grote kennis. Ons lichaam is het beste instrument dat ons gegeven werd; als wij er iedere dag aan werken om het te zuiveren en te verfijnen, maken wij het bekwaam om in harmonie met de geest te vibreren.

De mens die het lichaam veracht en verwaarloost, net zoals degene die er niets dan sensuele genoegens probeert uit te halen, vergist zich. Alleen diegene is op de goede weg, die begrepen heeft dat de opdracht van het lichaam erin bestaat alle schittering, verborgen in de geest, te openbaren en op een dag de levende tempel van de geest te worden. Hoe kan men zich inbeelden dat het lichaam, dat God aan de mens gegeven heeft, als enige functie zou hebben zich tegen de geest te verzetten en de vlam van de geest uit te doven, die juist van de mens een kind van God maakt. Dat is toch zinloos!

Zie ook ‘Artistieke en spirituele schepping, Izvor 223, hst. 12.