Wie zijn de wezens waaraan heel de mensheid met dankbaarheid terugdenkt, die zij het meest

vereert: zij die erin geslaagd zijn zichzelf te overtreffen, of zij die zich lieten gaan om hun behoefte aan plezier en genot te bevredigen? Hoeveel liefde en begrip men ook opbrengt voor de mensen, men kan niet ontkennen dat er tussen hen een hiërarchie bestaat, en dat sommigen zeer dicht bij het dierenrijk zijn gebleven, terwijl anderen zeer hoog geklommen zijn. Deze uitzonderlijke wezens hebben zich van andere mensen onderscheiden door een verstandig en mooi leven, dat vooral nuttig was voor de anderen; niemand zou hun deze ereplaats gegeven hebben, als zij niets goeds voor de gemeenschap hadden gedaan. Wel, het zijn deze prachtige wezens, deze weldoeners van de mensheid met hun edele aard, rechtschapenheid en onbaatzuchtigheid, die wij moeten volgen en als voorbeeld nemen!

Wanneer men al die personages bestudeert, die geschiedenis hebben gemaakt omwille van hun genie, hun morele voortreffelijkheid of hun karaktersterkte, moet men toch toegeven dat er een meer verheven manier van leven, denken en zich ontwikkelen bestaat, en een andere manier die de mens terugvoert naar het dier.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 1, 4, 13, 14.