De materie moet op de geest gericht zijn, om zuiverder en subtieler te worden en de geest moet op de materie gericht zijn, om te incarneren en zich via de materie te manifesteren. Zo overbrugt de geliefde de afstand die haar scheidt van haar geliefde die uit de hemelse gebieden neerdaalt; zij ontmoeten elkaar ergens in de ruimte en daar versmelten zij. Wanneer de geest afdaalt in de diepten van het menselijk wezen, transformeert hij de ruwe materie van diens begeerten in schoonheid, zuiverheid, licht, edelmoedigheid en liefde.
Heel het werk van de discipel wordt samengevat door dit proces: de neerdaling van de geest in de materie. Wat je ook doet, wat je bezigheden ook zijn, lectuur, ervaringen, oefeningen, zij moeten allemaal uitmonden in hetgeen ik hier in het kort samenvat: de vergeestelijking van de materie en de belichaming van de geest.
Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 9 en ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst. 22.