Je weet nog niet wat de waarachtige schoonheid van een mens is, want je staat enkel stil bij de vorm. Als die vorm harmonieus en esthetisch is, roep je uit: ‘Wat een schoonheid!’ Maar achter de vorm ligt nog een hele wereld om te ontdekken: de uitdrukking, de emanaties die uit het binnenste van de mens komen, het leven dat stroomt... En als je nog verder kunt gaan, om van dat wezen de geest te zien, die in het Hemel leeft, zul je een nog grotere schoonheid ontdekken. Maar in feite kan de pracht van de geest zich niet uitdrukken op lichamelijk vlak, daarvoor is zij veel te subtiel.
De waarachtige schoonheid kan men niet uitleggen, het is een leven, een leven dat opborrelt, dat straalt... Je hebt bijvoorbeeld een diamant waarop een zonnestraal valt, en je staat versteld door de kleurenschittering die je ziet verschijnen. Dat is echte schoonheid. En hoe meer een mens erin slaagt een dergelijke schoonheid uit te stralen, hoe dichter hij de waarachtige schoonheid van de geest benadert.
Zie ook ‘Artistieke en spirituele schepping’, Izvor 223, hst. 9.