Jongeren hebben behoefte aan activiteit, zij willen iets doen, maar in het begin weten zij niet goed wat. En wanneer zij later beter weten wat zij willen, hebben zij geen enkel duidelijk idee van de avonturen, waarin hun verlangens hen zullen storten. Zij hebben dus licht nodig dat hun de weg toont, en dan zal blijken dat alles wat zij ondernemen heilzaam is. Maar dat licht kunnen zij enkel vinden in een Inwijdingsschool, waar men hun waarheden onderwijst, die je nergens anders te horen krijgt, en zeker niet in de universiteiten. Zonder deze Inwijdingswetenschap zijn allen veroordeeld een grote ontdekking te doen, wanneer zij de aarde verlaten, ja, een verbijsterende ontdekking: dat zij niets van het leven hebben begrepen. Dat is weliswaar een ontdekking van formaat, maar op dat ogenblik heeft zij niet veel nut meer en men kan ze enkel meenemen naar de overzijde.

Ik zou dus tot de jeugd willen zeggen: ‘Vraag slechts één ding in het leven: dat de Voorzienigheid je confronteert met de waarheden van de Inwijdingswetenschap en je zult gered worden.’

Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd’, Izvor 233.