Bij de minste krenking of hinder die je van iemand ondervindt, zegt je lagere natuur: ‘Geef hem ervan langs, bijt hem, sla hem!’ Terwijl de hogere natuur je zegt: ‘Maak je toch niet druk, ouwe jongen, het is nu eenmaal zo, en in plaats van je op te winden en je te willen wreken, kun je beter proberen die krenking te gebruiken en te transformeren. Je bent een alchemist, maak er dus goud van.’ Als je naar deze stem luistert, onderneem je een formidabel werk van transformatie en zo groei je.

   De hogere natuur zegt ook: ‘Waarom zou je uren zitten huilen, als je in de gelegenheid bent een bepaald werk te doen? Je moet de hemel zelfs dankbaar zijn, want die persoon werd gestuurd, om je de kans te geven jezelf te overtreffen. En dan blijf jij staan jammeren? Dat is werkelijk al te dwaas!’

Een echte discipel luistert niet naar de raadgevingen van zijn lagere natuur, die hem vasthouden in zwakte en overgevoeligheid. Hij volgt de raad op van zijn hogere natuur, omdat hij sterk wil worden.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 9 en 13.

Zolang mensen niet voldoende geëvolueerd zijn om de essentiële waarheden van het spirituele leven te begrijpen, zullen zij de materiële en tastbare kant van de religie nodig hebben. Maar de dag waarop het hun gelukt is zich te ontwikkelen en vanbinnen bepaalde subtiele centra te doen ontwaken – in de filosofie van het Hindoeïsme chakra’s genaamd – zullen zij tot een hoger begrip van de dingen komen en de uiterlijke vormen geleidelijk opgeven. Want zij zullen deze niet even levendig, intens en machtig vinden als wat zij innerlijk beleven. Op dat ogenblik zullen zij zelfs geen behoefte meer hebben aan kerken of tempels.

Er bestaan ontelbare tempels in de wereld en deze hebben hun reden van bestaan. Dankzij het vurig gebed van alle gelovigen, die er sedert eeuwen komen, zijn de kerken en tempels doordrongen van een gewijde atmosfeer. Maar zelfs de mooiste basilieken, de prachtigste kathedralen kunnen niet worden vergeleken met een menselijk lichaam, dat gezuiverd en geheiligd werd en zo een waarachtige tempel is geworden. Wanneer de mens van zijn lichaam een tempel heeft gemaakt en bidt in zijn eigen tempel, luistert God naar hem en wordt hij verhoord.

Zie ook ‘Subtiele centra van de mens – aura, zonnevlecht, hara, chakra’s’, Izvor 219, hst. 6 en ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 3.

De organen van ons lichaam komen overeen, om in harmonie samen te werken voor het welzijn van heel ons wezen. Zodra een vreemd element, dat niet gehoorzaamt aan deze wet van de harmonie, in ons organisme binnendringt, ontstaan allerlei ongemakken. Dat weet iedereen. Maar waarom begrijpt men dan niet dat hetzelfde zich afspeelt op psychisch vlak? Want door onze gedachten, gevoelens en verlangens halen wij schadelijke en wanstaltige elementen binnen die strijdig zijn met de harmonie van heel ons innerlijk wezen, en zo ontstaan allerhande ongemakken.

Begrijp dus wat je te doen staat, wanneer je je gestoord of gekweld voelt; in plaats van een ingewikkelde uitleg te zoeken voor die toestand, om jezelf te rechtvaardigen, volstaat het te begrijpen dat je vreemde elementen (chaotische en duistere gedachten en gevoelens) hebt binnengelaten in je hoofd of je hart en moet je proberen deze te verwijderen.

Zie ook ‘De zaden van het geluk, Izvor 231, hst. 21.

Als je een innerlijk onbehagen voelt, laat het dan niet voortduren zonder iets te doen. Sta even stil en onderzoek die toestand: wat ervaar je precies, wat is er de oorzaak van? Probeer je te herinneren wat je gezien of gehoord hebt, wat je zelf gedaan, gezegd of gedacht hebt.

Want er is onmiskenbaar een oorzaak die je best kent en opheldert, om daaruit een les te trekken voor de toekomst. Ga toch niet bij de pakken neerzitten zonder te reageren, ook als je de oorzaak niet vindt. Concentreer je en probeer je van dat onbehagen te bevrijden, door je te verbinden met de wereld van het licht die onze enige redding is. Dompel je onder in het licht, stel je voor dat je zwemt in dat zuiverende en verkwikkende fluïdum, en weldra zul je je vrijer, lichter voelen en in staat zijn je werk voort te zetten.

Zie ook ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst. 5.

Laten wij het voorbeeld nemen van een groot kunstenaar, een waarachtig helderziende, een geniaal wiskundige: zij bezitten een gave. En wat is een gave? Het is een entiteit, die haar intrek heeft genomen bij een mens, om zich via hem te openbaren. Uiteraard zullen onze tijdgenoten nooit toegeven dat talenten en bekwaamheden entiteiten zijn, die in de mensen wonen. Maar hoe verklaren zij dan dat het hun overkomt één of andere gave te verliezen? Juist, omdat het een gast was die wel bij hen wilde intrekken, maar omdat ze onaangename omstandigheden voor hem hadden geschapen door zich over te geven aan wanorde en begeerten, is dat wezen uiteindelijk vertrokken. Dat is reeds veel mensen overkomen die, in plaats van de schat die zij bezaten zorgvuldig te bewaren, deze verspeeld hebben door een leven van dwaasheden en intriges. Zij beeldden zich in dat hun talent iets was wat zij voor altijd verworven hadden. Nee, helaas is dat niet zo.

Als je je gaven niet wilt verliezen, als je deze wilt versterken of nog andere wilt verwerven, moet je voor de hemelse entiteiten een geschikt verblijf klaarmaken: vrede, harmonie en stilte. Alleen op die voorwaarde zullen zij in jou hun intrek nemen.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 4 en ‘Artistieke en spirituele schepping’, Izvor 223, hst. 12.