Passionele wezens zijn evenals de primitieve aarde, altijd onrustig en chaotisch. Natuurlijk slaagt het leven er toch in zich in dat tumult te handhaven, maar het beschikt niet over goede voorwaarden om zeer verfijnde vormen voort te brengen. De toestand die de losgebroken passies in de mens scheppen, is niet verenigbaar met de vestiging van een cultuur, een beschaving. De passionele mens is nog zoals de aarde die ten prooi is aan de chaos. Wanneer die primitieve aarde tot rust komt en een georganiseerde wereld wordt, verschijnen er planten, dieren en mensen en breekt het echte leven aan.

Daarom geven de Ingewijden ons waarschuwingen en adviezen, opdat wij zouden leren in onszelf een aarde voor te bereiden, waar zelfs de engelen en godheden ons kunnen bezoeken in de vorm van inspiratie, intuïtie en openbaringen, die ons echt gelukkig zullen maken.

Zie ook ‘Geheimen uit het boek van de natuur’, Izvor 216, hst. 6.

Neem de gewoonte aan te danken. Ja, dank op ieder ogenblik, en dank ongeacht wat je ook overkomt: moeilijkheden, verdriet, leed... hou nooit op met danken. Op deze manier neutraliseer je de stoffen, die in jou geproduceerd worden door die negatieve toestanden. Je heelt de wonden, want niets kan weerstand bieden aan de dankbaarheid. Blijf dus danken, tot je voelt dat wat jou overkomt voor je welzijn is. Zeg voortaan: ‘Dank U Heer, dank U Heer, ...’

Dank voor wat je hebt, maar ook voor wat je niet hebt, voor wat je blij maakt en voor wat je laat lijden. Zo onderhoud je in jezelf de vlam van het leven. Ik zie dat je je afvraagt: ‘Is dat alles?’ Inderdaad, meer is het niet, maar beoefen deze methode en je zult de resultaten zien.

Zie ook ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor 227, p. 90 en p. 141.

Jezus zei tot zijn leerlingen: ‘Als je het geloof zou hebben van een mosterdzaadje, zou je tegen die berg zeggen: verplaats je van hier naar daar, en de berg zou zich verplaatsen.’ Uiteraard is die berg symbolisch. De berg stelt de grote moeilijkheden van het leven voor die enkel door ons geloof verplaatst kunnen worden, dat wil zeggen opgelost worden. In een, twee of tien jaar slagen wij erin deze berg, steen na steen, te verplaatsen. Je vindt dat het lang duurt en je zou willen dat het onmiddellijk gedaan zou zijn? In dat geval moet je doen zoals de mieren, die erin slagen op korte tijd echte bergen graan te verplaatsen: in verhouding zijn het heuse bergen voor die mieren! Ja, maar een mier werkt niet alleen, het zijn massa's mieren die samenwerken.

Met een mentaliteit van afzondering en egoïsme zal men nooit bergen kunnen verplaatsen. Als er grote dingen werden gerealiseerd in de loop van de geschiedenis, was het dankzij mensen die zich verenigden om samen te werken. Bergen verplaatsen betekent: in zichzelf en in de wereld de obstakels uit de weg ruimen die zich verzetten tegen de komst van het Koninkrijk van God.

Zie ook ‘In naam van de Duif: innerlijke vrede, wereldvrede’, Izvor 208, hst. 2 en ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 8.3.

Is het noodzakelijk voor een revolutie, stakingen of betogingen, dat allen juristen, filosofen of geleerden zijn? Nee, maar allen verzamelen zich en staan klaar, geleerden en onwetenden, bekwamen en onbekwamen, zwakken en sterken, en zij behalen de overwinning! Dat soort zaken ziet men alle dagen op televisie en in de kranten, maar men heeft het nog niet kunnen interpreteren. Je zult zeggen: ‘Wat is daar nu aan te begrijpen?’ Heel wat, en in het bijzonder dat de hoeveelheid mensen die iets vragen doorslaggevend is, niet de kwaliteit, indien men resultaten wil behalen. Dat er zich in die menigte dronkaards en zieken bevinden, is bijkomstig. Van belang is dat zelfs dronkaards, zelfs zieken, zich bij de anderen aansluiten, om hun eisen kracht bij te zetten.

En wat is er van belang om het Koninkrijk van God te vragen? Het spreekt vanzelf dat men alle moeite moet doen om goed, integer en onbaatzuchtig te worden, zeker! Maar in de eerste plaats moeten allen samen willen zijn, opdat die menigte van mensen, die het Koninkrijk van God vragen, verhoord zou worden.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 22.

Het hoogste ideaal is de zon als voorbeeld nemen: haar leven, haar warmte en haar licht. Als je voorbeeld een geleerde, een schrijver, een filosoof of zelfs een heilige is, zul je ongetwijfeld beïnvloed worden door diens eigenschappen en deugden, maar er zal je altijd iets ontbreken. Zelfs wanneer je de grootste Meesters van de mensheid als model neemt, zul je nog niet het beeld van de waarachtige volmaaktheid bezitten.

Het beeld van de volmaaktheid is de zon; en als je haar als model neemt, met het verlangen de schepselen te verlichten, te verwarmen en te verlevendigen, zul je totaal veranderen. Want zelfs als je dat licht, die warmte en dat leven van de zon nooit verkrijgt, zal alleen al het verlangen die eigenschappen te verwerven je naar de hemelse gebieden voeren, waar je echt wonderen zult doen. Dat verlangen om te verlichten, te verwarmen en tot leven te wekken, zal jouzelf lichter, warmer en levendiger maken.

Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 201, hst. 8 en 9.