Je ziet een mens die rustig neerzit: hij beweegt niet en zijn gezicht heeft een gewone, alledaagse uitdrukking. Maar ineens doet zich een beweging voor in zijn innerlijk: een gedachte of gevoel van angst, liefde, woede... en alles verandert: de gelaatsuitdrukking, de blik, de kleur van de huid.
Hoe is het mogelijk dat het fysieke lichaam zo plots verandert onder invloed van iets wat zo ontastbaar en subtiel is als een gedachte of een gevoel? Een enkele emotie en men versteent... Het gebeurt soms dat mensen ervan sterven. Hoe is het mogelijk dat een enkele emotie zo’n macht heeft over het stoffelijk lichaam? Al deze verschijnselen heeft men reeds vastgesteld, maar waarom heeft men er nog nooit de conclusie uit getrokken dat het psychische leven heerst over het fysieke leven? Het fysieke lichaam is voor niets verantwoordelijk, het hangt altijd af van een element dat erboven staat, dat schept, vorm geeft, dat kleur en uitzicht bepaalt...
Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel 3.1.
Om de heilzame invloeden die je omringen te ontvangen, is het nodig dat jij je ervoor openstelt. De Hemel heeft al zijn zegeningen in overvloed verspreid en als jij ze niet ontvangt, is het omdat je door een bekrompen opvatting over de dingen jezelf afsnijdt van de goddelijke wereld. Daarna begin je te klagen: ‘Niemand hoort mij, niemand komt mij helpen, de engelen bestaan niet, God bestaat niet.’ Zo zie je maar: mensen brengen zichzelf in een betreurenswaardige toestand en daarna trekken zij conclusies over het bestaan van God!...
Laten zij toch eerst proberen zich te openen voor de Hemel en contact te krijgen met de goddelijke entiteiten... Zo zullen zij ontdekken dat deze wezens altijd klaarstaan, om hen te steunen en te verlichten en dat het enkel van hen afhangt of ze die hulp krijgen. Door zich te beperken, doet de mens zichzelf pijn. Hij moet zich dus openstellen en zijn hart verruimen. Dan zal hij in de wolken zijn en de goddelijke zegen voelen, die altijd boven ons en rondom ons is.
Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 18.
Alleen de Ingewijden hebben begrepen hoe zij waarachtige kinderen van God kunnen worden. Zij verlaten Hem nooit om zelfstandig te zijn, integendeel, zij willen altijd door Hem gevoed, onderwezen en beschermd worden. Alleen onwetende en dwaze wezens eisen van God onafhankelijkheid en vrijheid. En daarna vragen zij zich af waarom hun alle ongelukken overkomen. Dat is niet zo moeilijk te begrijpen: wanneer men zich van God afscheidt, wordt men niet langer beschermd of gesteund.
Moeilijkheden en lasten wegen op al degenen die hun goddelijke ouders verlaten hebben. Wees dus zoals kinderen en klamp je vast aan je hemelse Vader en Moeder en stel het volste vertrouwen in hen.
Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. 12 en ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 8.3.
Concentratie en meditatie zijn oefeningen die het je mogelijk maken spirituele krachten op te vangen en te verzamelen, die je daarna kunt gebruiken voor je werk. Maar opdat de oefening werkelijk vruchten zou dragen, moet je in staat zijn volstrekt onbeweeglijk te blijven, zodat niet het minste geritsel of gekraak hoorbaar is; in de eerste plaats omdat de stilte niet verstoord mag worden door enig geluid, zelfs niet het geringste, en bovendien omdat men krachten verliest als men niet absoluut onbeweeglijk kan blijven.
Beweeg zoveel je wil voor de meditatie, maar maak gedurende de meditatie niet de minste beweging, anders zul je er nooit in slagen je energieën te concentreren voor het spirituele werk.
Zie ook ‘De weg van de stilte’, Izvor 229, hst. 5.
Een discipel aanvaardt nooit anarchie, omdat hij weet dat zij zich in de eerste plaats in zijn innerlijk zal vestigen als hij haar toelaat: in de vorm van wanorde, onevenwichtigheid, verval, enzovoort... Zelfs de gezondheid steunt op het in acht nemen van een universele orde. Zodra de mens deze orde in zich een plaats geeft, komt alles tot rust, in evenwicht, in harmonie en schoonheid; alles klaart op, wordt sterker en verrijst en dan trilt de mens in eenklank met heel de kosmos, met alle hemelse gebieden. Hij wordt een bron, een zon... iets dat straalt, stroomt en bruist.
Naar dat ideaal moeten wij streven, in plaats van een deur te zijn die wagenwijd openstaat voor alle schadelijke stromingen die overal de kop opsteken in de vorm van anarchistische filosofieën of ideologieën. Of het nu gaat om een individu, een gezin, een maatschappij of een land, zodra men zich openstelt voor deze stromingen, vernietigt men zichzelf: de wet is onverbiddelijk.
Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. 8 en 10.