Het geloof is een vermogen dat de mens in staat stelt de fysieke wereld te kennen en een stukje van de psychische wereld, maar ook niet meer dan dat. Het is dus een zeer beperkt vermogen. Het intellect alleen kan de waarheid niet kennen. De waarheid is immers niet alleen de vorm, de kleur en de geur van een roos waarnemen. De waarheid van de roos is een ziel, een emanatie, een bestaansvorm die men niet kan vatten met het intellect, want om de roos te kennen moet men doordringen in heel dat samenspel van elementen waaruit zij bestaat.

En hetzelfde is waar voor het menselijk wezen. De waarheid over hem omvat alles wat hem aangaat: zijn ziel, zijn geest, zijn gedachten, gevoelens en plannen... Zolang je die niet kent, heb je geen benul van de waarheid. Je kent een heel klein deeltje, het uiterlijk, maar niet de waarheid. De waarheid is een synthese die men enkel kan kennen met de geest.

Zie ook ‘Waarheid, de vrucht van wijsheid en liefde’, Izvor 234.

Om de mensen te troosten zegt de Kerk: ‘Jullie zijn arm, zwak en ziek, maar heb vertrouwen, reken op God en je zult op een dag aan zijn rechterzijde zitten in het Paradijs.’ Zo weet je hoe de omgeving van God er uit zal zien: arme schooiers, sukkelaars in lompen gehuld.

Helaas voor de christenen wil God enkel omringd worden met schoonheid, met de meest stralende, zuiverste en machtigste schepselen. Het is dus beter er niet al te zeer op te rekenen dat Hij je aan zijn rechterzijde zal plaatsen. Hou je liever bezig met het vrijmaken van innerlijke, spirituele krachten, die je in staat zullen stellen je verlangens te vervullen. Wanneer je een graankorrel plant, staan alle krachten van de hemel en de aarde achter jou en zal je bloemen en vruchten oogsten. Maar als je niets hebt gezaaid, zal er ook niets groeien, zelfs als je het geloof bezit.

Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 201, hst. 8 en ‘Spirituele alchemie, de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst.10.

Je leeft ergens in de maatschappij als een onbeduidend en onbekend individu en je hebt dus geen vat op de staatszaken. Om je daarmee te kunnen bemoeien, moet je tot het centrum of de top – symbolisch hetzelfde – doordringen, waar zich de koning of de president bevindt en minister worden. Ja, op dat ogenblik beschik je over alle mogelijkheden, want je hebt het middelpunt, het hoogste punt bereikt. Zolang je aan de buitenrand blijft, zal niemand naar je luisteren.

Dezelfde wet vind je terug op spiritueel gebied. Zolang je er niet in slaagt het centrum, je geest te bereiken, kan je wel enkele zaken verwerven, dat spreekt vanzelf, maar niets hangt echt van jou af. Als je daarentegen het centrum, je geest bereikt, ben jij de meester, want dat centrum geeft je alle mogelijkheden en alles hangt van jou af. Hou je dus niet langer bezig met voorbijgaande en onbenullige realisaties, maar ga aan de slag om het centrum te bereiken, zonder je te bekommeren om de tijd die je nodig hebt om er te komen.

Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 201, hst. 3 en ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 13.

Al degenen die de filosofie van de Ingewijden echt hebben aanvaard, hebben zich geopenbaard als wezens gekenmerkt door evenwicht, licht en vrede. Waarom zou jij dus deze filosofie niet volgen?

Je zult zeggen: ‘Maar dat is de filosofie die wij aanhangen!’ Dat denk je, maar analyseer jezelf en je zult zien dat je nog beheerst wordt door allerhande bezigheden die niets spiritueels hebben. Natuurlijk aanvaard je wel enkele kruimels van de Ingewijden om je geweten te sussen, maar je mengt ze met allerhande futiliteiten, namelijk met wat deze politicus, intellectueel of kunstenaar heeft gezegd, geschreven of gedaan... Ik zeg niet dat je daarvoor absoluut geen enkele belangstelling mag hebben, maar er zijn zoveel belangrijker zaken! Ja, het is belangrijker zich te interesseren voor de schepselen die de lichtende gebieden van de ruimte bevolken, voor hun werk, voor de wetten die de toekomst van de mens bepalen. Want daar gaat het werkelijk om in ons leven, en niet om wat de kranten, de radio, de televisie, enz. vertellen. Ons leven bevindt zich in die wezenlijke, eeuwige wereld, waaraan wij op een dag zullen deelnemen.

Zie ook ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 2.

Heel de bestemming van de mens wordt bepaald door zijn houding tegenover de Hemel. Maar in plaats van het hoofd te buigen voor de grootheid van God en Hem te verheerlijken, nemen de mensen een minachtende houding aan, waardoor zij de plannen van God dwarsbomen en wanorde brengen in de schepping. De ergste vijand van de mens is de hoogmoed; deze verwaande en zelfgenoegzame houding voert de mens naar zijn ondergang.

Als hij zijn hachje wil redden, moet hij een gewijde houding leren aannemen tegenover de schepping, trillen als een eolische harp* bij ieder zuchtje, bij iedere impuls van de Hemel, zich leren één te voelen met het universum, met de ziel van de wereld, met God. In die uitwisseling werken de energieën van de hogere wereld op hem in: de zuiverste elementen worden uitgestort in zijn ziel, terwijl de duistere elementen opgeslorpt worden door de oneindigheid en verdwijnen.

*genoemd naar de Griekse god Aiolos, de god der winden.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 11.