Als ik jullie zeg dat je moet leren lopen met beide benen, zul je me antwoorden dat je dit weet en dat je dit trouwens altijd hebt gedaan. Nee, want ik zie jullie voortdurend springen op één been in plaats van te gaan: de sentimentelen op het linkerbeen – zij denken niet na – en de intellectuelen op het rechterbeen – hun hart is verdord – allemaal eenbenigen!

Jullie menen de zaken te kennen, maar je kent ze niet echt, want je hebt ze niet gerealiseerd. Heel je leven blijf je steunen op één been en je gaat zelfs op die manier wandelen, huppelend... Men dient zich de volgende vraag te stellen: ‘Waarom heeft de natuur ons leren gaan door beurtelings de linkervoet en de rechtervoet vooruit te zetten?’ Het antwoord is eenvoudig: omdat wij nu eens moeten handelen met het hart, en dan weer met het verstand. Men moet in zijn gedrag de twee principes, mannelijk en vrouwelijk, afwisselen en voelen op welk moment van pool te veranderen. Veel moeilijkheden en ontgoochelingen komen voort uit het feit dat men niet op twee benen kan gaan.

Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel 5.

Wanneer een boosaardig, misdadig persoon zich voedt, hoe komt het dat dit voedsel, dat goddelijk is aangezien het gegeven wordt door de Schepper, hem niet beter maakt? Omdat hij dat voedsel omzet in zijn eigen natuur. Wanneer een Ingewijde daarentegen datzelfde voedsel eet, transformeert hij het in licht, liefde en goedheid. Alles hangt dus af van de staat waarin de mens eet.

Slechte mensen worden niet beter door het voedsel dat zij opnemen, zij worden zelfs nog slechter. En zij die goed zijn, worden beter door te eten. Dit is een wet: ieder schepsel maakt het voedsel gelijk aan zijn eigen wezenskenmerken en transformeert het. Daarom verlangen de Ingewijden ernaar zich als offer aan God aan te bieden, om door Hem verorberd te worden. Zij weten dat Hij, door hen in Zich op te nemen, hen zal transformeren en hun enkele deeltjes van Zijn licht zal geven.

Zie ook ‘De yoga van de voeding’, Izvor 204, hst. 1, 2, 8, 10, 11.

De materie moet op de geest gericht zijn, om zuiverder en subtieler te worden en de geest moet op de materie gericht zijn, om te incarneren en zich via de materie te manifesteren. Zo overbrugt de geliefde de afstand die haar scheidt van haar geliefde die uit de hemelse gebieden neerdaalt; zij ontmoeten elkaar ergens in de ruimte en daar versmelten zij. Wanneer de geest afdaalt in de diepten van het menselijk wezen, transformeert hij de ruwe materie van diens begeerten in schoonheid, zuiverheid, licht, edelmoedigheid en liefde.

Heel het werk van de discipel wordt samengevat door dit proces: de neerdaling van de geest in de materie. Wat je ook doet, wat je bezigheden ook zijn, lectuur, ervaringen, oefeningen, zij moeten allemaal uitmonden in hetgeen ik hier in het kort samenvat: de vergeestelijking van de materie en de belichaming van de geest.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 9 en ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst. 22.

Men hoort vaak zeggen dat 13 een getal is dat ongeluk brengt, en in het bijzonder dat men nooit met 13 personen aan tafel mag zitten. Ja, want het getal 13 houdt niet van onzuiverheden, het bestrijdt ze. En aangezien dit getal ook zeer actief en dynamisch is, kan het schade toebrengen aan schepselen die niet de vrouwelijke eigenschappen bezitten van goedheid, liefde en zachtheid, die nodig zijn om de invloed van de 13 in evenwicht te brengen. Men moet zuiver en liefdevol zijn om zich goed te voelen bij het getal 13.

Op fysiek gebied is het getal 13 verbonden met het kruis (1+3=4), dat wil zeggen met het lijden, met de gevangenis. Het kruis is de uitwerking van de kubus in de tweedimensionale ruimte, het vlak, en de kubus stelt schematisch de beperkingen, de gevangenis voor. 13 kan dus ‘ongeluk’ brengen, zoals men zegt; dat heeft niets met het getal zelf te maken, maar met de bijzondere wijze waarop eenieder de invloed ervan ondergaat. Het hangt af van de lichamelijke en psychische structuur, van de graad van ontwikkeling en verhevenheid. Sommigen worden ziek, anderen beginnen na te denken en weer anderen voelen zich gestimuleerd te handelen.

Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel 2.3.

Iedere dag publiceert de beurs koersen: sommige waarden stijgen, andere dalen, zij die vandaag stijgen, dalen morgen en omgekeerd. De aandelenkoersen geven een zeer ruw beeld van wat zich afspeelt in de wereld. Op een bepaald ogenblik in de geschiedenis stijgen sommige waarden, terwijl andere dalen. In vroegere tijden heeft men bijvoorbeeld de fysieke moed verheerlijkt. Helden waren degenen die konden vechten in tornooien, duellen of oorlogen, en nooit angst hadden voor het gevaar. In andere tijden was de meest geprezen waarde de heiligheid: men bewonderde de mannen en vrouwen die in staat waren alles op te geven, om zich te wijden aan God in de eenzaamheid en de stilte, of zich dienstbaar maken voor de armen, de zieken en vervolgden.

Tegenwoordig stijgt de beurswaarde van het intellect: zich bekwamen om te redeneren en kennis te verwerven. Maar dat blijft niet duren, want er verschijnt al een andere waarde: de broederlijkheid. Die waarde zal de mensen ertoe aanzetten zich meer en meer begripvol en edelmoedig te tonen naar elkaar.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 22.