Sinds kunstenaars de gewoonte verloren hebben zich innerlijk te verbinden met de goddelijke wereld, hebben zij geen sublieme werken meer voortgebracht. Bestudeer de huidige schilderkunst, beeldhouwkunst, dans, muziek en poëzie en je zult vaststellen, dat zij niet meer bezield zijn door dat element van eeuwigheid wat de kunstwerken uit het verleden zo kostbaar maakt. Daarom zal het ware onderricht ooit schoon schip maken met al die creaties, boeken, schilderijen en beelden, die niemand zich nog zal herinneren.

Om waarachtige scheppers te zijn, moeten kunstenaars, voor zij beginnen te werken, zich bezinnen, mediteren en de zegen van de Hemel vragen. Want alleen de Hemel is in staat hun het licht te brengen dat hun verbeelding helder maakt. Als zij zo te werk gaan, zullen zij de openbaring van echte schoonheid ontvangen en ook de mogelijkheid om haar uit te drukken en over te brengen. De mens is in staat meesterwerken te scheppen wanneer hij geïnspireerd is, want dan werkt alles in hem vanuit het spirituele licht dat hij ontvangen heeft. Hij kan immers niets onsterfelijks voortbrengen buiten de geest.

Zie ook ‘Artistieke en spirituele schepping’, Izvor 223, hst. II