Alle mensen slepen hun verre verleden van de dierenwereld met zich mee: de geslepenheid van sommige dieren, de brutaliteit, wreedheid, vraatzucht en sensualiteit van andere... Het spreekt vanzelf dat die dierlijke natuur machtig is: zij kreeg duizenden jaren om zich te versterken en te oefenen, want zij heeft geleefd in zeer lastige omstandigheden. Kijk eens naar alle moeilijkheden die dieren moeten doorstaan om te kunnen overleven, voedsel te vinden, voor een schuilplaats te zorgen en deze te behouden, om zich te beschermen tegen andere dieren... Hoe wil je dan dat onze instinctieve natuur nu zacht, goed en inschikkelijk zou zijn, nadat zij in dergelijke omstandigheden heeft geleefd?
Maar wij moeten ook beseffen dat deze natuur niet het laatste stadium van ontwikkeling is. De vraag is dus hoe wij kunnen werken aan onze psychische en spirituele eigenschappen, om het hoofd te kunnen bieden aan al die instinctieve neigingen. Dat is het probleem dat wij allemaal moeten oplossen.
Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, verzameld werk deel 11