Moeders moeten de macht van het woord kennen, om bij hun kinderen de deugden en kwaliteiten te ontwikkelen die zij voor hen verlangen. Zelfs al heeft het kind nog niet de leeftijd om te begrijpen wat men ertegen zegt, toch kan de moeder ertegen spreken; want om te beginnen met een kind te spreken is het niet nodig dat het de woorden begrijpt, het kan zelfs ingeslapen zijn. De moeder kan het teder in haar armen nemen en er zachtjes tegen spreken met veel liefde en veel overtuiging, waarbij zij aan het kind beschrijft wat zij later voor hem wenst... De baby verroert zich niet, hij heeft niets gehoord, misschien niets begrepen, maar het woord is een werkzame kracht.
In het onderbewustzijn van dat kleine kind bevinden zich entiteiten die alles hebben gehoord, alles hebben geregistreerd en zij gaan reeds aan het werk. In zijn hersenen, in zijn hart, in alle cellen en organen van zijn lichaam, brengen zij processen op gang, verzamelen zij elementen die het kind later in staat zullen stellen de gaven en kwaliteiten die zijn moeder het toewenste, te openbaren.
Zie ook ‘de opvoeding begint voor de geboorte’, Izvor 203, hst. VI